Met de talentrein de grens over en daar is ze….Trier
Het is donderdag 16 maart, zes minuten over zes ’s ochtends en de trein is vertrokken. Een guten Morgen, buenos dias, bonjour, buongorno en een hello weergalmen door de ochtendstilte! Het gezelschap in onze wagon is internationaal en we beseffen maar al te goed dat elke taal een sleutel is: naar een ander land, een ander verleden en een ander leven. Daar zijn wij, de leerlingen van het vijfde en zesde jaar moderne talen, zich heel erg van bewust. De ruimte zindert van pasklare zinnen en creatief woordgebruik en alles spoort bijzonder vlotjes: de contacten, de vrolijkheid en vooral de vriendschap.
En daar is ze, Trier, de rustige, verkeersvrije stad in de Eiffel. Het is de oudste stad van Duitsland, en wellicht werd ze nog eerder gesticht dan Rome. De rozige amandelbomen bloeien, de eerste kolibrievlinders zoeven voorbij onze neuzen en die staan vandaag allemaal in dezelfde richting: naar de Porta Nigra en de zes andere monumenten van het UNESCO-werelderfgoed. Ze werpen een blik op het middeleeuwse en antieke verleden van de stad.
Onze gids Heidi neemt ons mee en vertelt dat Karl Marx geen weg wist met zijn kapitaal. Ironisch genoeg is het huis waar hij woonde nu de Euroshop.
We leren over een kluizenaar die zich inmetselde in één van de zwarte torens van de porta en een mandje met voedsel kreeg door een gat in de muur, dat de Romeinen de eersten waren die dachten aan sauna’s, vloerverwarming en wellness. In ons hoofd weergalmen onze stappen over de kleurrijke mozaïektegels van de Kaiserthermen.
Onze gids vraag ook aandacht voor de Tunica Christi, het babykleedje van Jezus, dat ooit uit Jeruzalem meegebracht werd door Helena, de moeder van Konstantijn de Grote. Het ligt in de dom en was het doel van ontelbare pilgrimstochten.
Meneer Dedecker, de doorgewinterde classicus van onze school, gidst in het Rheinisches Landesmuseum over de beeldtaal op de graven, de muntschat, de Romeinse stad Augusta Treverorum en de eerste brug over de Moezel.
Na wekenlange voorbereiding op school lopen we naar de middeleeuwse woontorens, het keurvorstelijk paleis, de Konstantikbasilika en de smalle straatjes van het Jodenkwartier.
Maar ook het Duitsland van de eenentwintigste eeuw heeft behoorlijk veel te bieden. We proeven van een Bittburger in één van de gezellige Kneipen of kroegjes en komen tot rust op een zalig terrasje van een Eiscafé. Hier en daar zien we graffiti of vlaggen tegen het nazisme en dan zuchten we diep en opgelucht. Hier kunnen we thuiskomen.